Hanger met de ogen van Boeddha.
Op de achterzijde is een afbeelding van de twee gouden vissen aangebracht.
Om de ogen van Boeddha is een zon afgebeeld.
De ogen van de Boeddha stellen de alziende ogen van Boeddha voor. De neus heeft de vorm van het cijfer 1 in het Newar (Nepalese volkstam) en de bovenste oogleden zijn half gesloten zodat de iris half te zien is. Dit moet hetmeditatieve karakter van de Boeddha voorstellen. De wenkbrauwen zijn krullend gebogen en daartussen ligt een druppel wat Ajna (3e oog chakra, आज्ञा, Ājñā) voorstelt en intuïtie aanduidt.
De ogen van Boeddha worden geschilderd op de vier zijden van de bovenste trede van een stoepa in Nepal, Sikkim, noord India, Tibet en Bhutan. Deze vier paar ogen zijn kenmerkend voor Adiboeddha.
De gouden vissen Is een van de acht boeddhistische gelukstekens.
De gouden vissen staan oorspronkelijk voor de rivieren de Ganges en Yamuna in India, maar nu een algemeen symbool voor voorspoed. Verder dat voelende wezens die Dharma beoefenen niet bang hoeven zijn om te verdrinken in de oceaan van lijden, en zich vrij zullen kunnen bewegen als vissen in het water.